De Afsluitdijk.
Zolang ze zich kan heugen rijdt ze een paar keer per jaar over de Afsluitdijk.
Vroeger met haar ouders en zus naar een vakantieadres in Drenthe en toen haar kinderen klein waren jarenlang vele weekenden naar een boerderijcamping in Beetsterzwaag.
Op weg naar de jaarlijkse Shakespeare voorstellingen in Diever, omwille van bezoek aan vrienden en met regelmaat vanwege de “hotel-uitjes” met haar man in de noordelijke provincies van Nederland.
De Afsluitdijk is voor velen een saai en eentonig recht stuk asfalt, voor haar immer een “op de helft” van haar bestemming.
Welke kant ze ook op rijd, zo halverwege de dijk is eigenlijk steevast het middelpunt van haar reis.
Van haar hoeft die 130 km per uur niet, hoe langzamer ze rijdt hoe langer ze kan genieten van de spectaculaire wolkenluchten, de enorme hoeveelheden witte zwanen dobberend op het IJsselmeer en van de krachtig gebouwde, lawaaierige meeuwen in de buurt van de vissersboten.
Grazende schapen op de dijk en de eenzame fietser die krom gebogen over het stuur tegen de wind zichzelf een weg baant.....
Boudewijn de Groot heeft hoogstwaarschijnlijk niet aan de Afsluitdijk gedacht tijdens het schrijven van zijn song, maar zittend achter het stuur van haar auto neuriet ze, bij het zien van een, zich in het zweet trappende fietser, altijd dit lied.
Ooit heeft ze gedacht om de Afsluitdijk ook eens “te nemen” op de fiets, maar daar zal het wel niet meer van komen, voor haar gevoel trap je daar meestal tegen de wind in.
De namen Stevin en Lorentz zijn voor haar onlosmakelijk verbonden met de Afsluitdijk en ze kijkt niet op van de altijd aanwezige werkzaamheden als wegdek vernieuwing, dijk controle, onderhoud aan de bruggen of de sluizen en het gehobbel over proefstrepen.
Zomers geregeld de brug open, even uitstappen, want dat duurt wel een stief-kwartiertje en genieten van de colonne schepen, de ondergaande zon boven de Waddenzee en vanuit Fryslân, het zicht op Den Helder's marinebasis en offshore.
Elke keer als ze over de Afsluitdijk rijdt stopt ze bij het Monument en daar is ze niet de enige in, gezien het feit dat er jaarlijks meer dan 250.000 toeristen komen.
Een poosje turen over het IJsselmeer en de Waddenzee en bij mooi weer een “koppie koffie” op het terras van de veel te kleine, ouderwetse lunchroom, waar overigens negen van de tien keer het doorspoel systeem van het toilet niet werkt en een ieder zijn boodschap kan wegspoelen met een emmertje IJsselmeerwater.
Het Monument is de plek waar op 28 mei 1932 de dijk is gedicht, er staat een standbeeld van Cornelis Lely, de ontwerper van de Afsluitdijk en het beeld van een Steenzetter in een ergonomisch onverantwoorde positie wat altijd zorgde voor grote hilariteit en schunnige opmerkingen bij haar kinderen.
Het liefst zou ze ook stoppen bij het Kornwerderzand-strand, “the place to be” als je van kitesurfen houdt of daar graag, zoals zij, naar wil kijken, maar dat kan ze haar man niet aandoen, tenslotte ziet hij de Afsluitdijk als de kortste route
tussen A en B.
Vorig jaar is ze, nadat ze er jaren langs gereden is, gestopt bij het Kazemattenmuseum, samen met haar man en vrienden als start van een cultureel weekend.
Geen sinecure om vanaf de parkeerplaats over een brug en via diverse trappen bij de ingang van het museum te komen.
Bewondering had ze voor de oude heer met een halfzijdige verlamming, die aan de arm van waarschijnlijk zijn zoon en met stok de hoge glibberige metalen trappen op en af strompelde.
Vanuit haar professie keek ze regelmatig even achter zich, om te kunnen concluderen dat alles goed ging met “haar cliënt”.
Eenmaal binnen zou deze heer niet teleurgesteld worden, hoewel de aanslag op zijn lichaam nog niet ten einde zou zijn.
De kazematten, grotendeels verscholen onder het zand, zijn vrij te bezichtigen, waardoor ze een goed beeld kregen van het militaire leven, dit alles nog aangevuld met de levendige herinneringen uit de jaren “30 en “40 van een bejaarde vrijwilliger die hen ongevraagd rondleidde door de loopgraven en hen zo van bunker naar bunker dirigeerde.
Deze bejaarde vrijwilliger vertelde hen ook over de toekomstige vismigratierivier, een opening in de dijk waar trekvissen door heen kunnen zwemmen om vanuit de Waddenzee het IJsselmeer te bereiken en andersom.
Trekvissen hebben volgens deze man zoet- én zoutwater nodig voor hun levenscyclus wat door dijken en dammen niet of nauwelijks meer mogelijk zou zijn.
Wat zijn ook al weer trekvissen en hoe is het deze vissen dan de afgelopen 83 jaar vergaan?
Onlangs heeft ze op internet gelezen dat het gebied rondom het Monument en de lunchroom gemoderniseerd en uitgebreid wordt om het voor toeristen aantrekkelijker te maken, er geld wordt uitgetrokken voor het verbouwen van de sluizen om de verbinding tussen de Noordzee en het IJsselmeer te verbeteren zodat grotere schepen de binnenhavens van Kampen, Zwolle en Meppel kunnen bereiken, de dijken verzwaard worden en er geïnvesteerd wordt in duurzame energie.
Is de Afsluitdijk, na het lezen van dit verhaal, nu nog steeds een saai en eentonig 32 km. lang stuk asfalt?
Nee toch??
Zolang ze zich kan heugen rijdt ze een paar keer per jaar over de Afsluitdijk.
Vroeger met haar ouders en zus naar een vakantieadres in Drenthe en toen haar kinderen klein waren jarenlang vele weekenden naar een boerderijcamping in Beetsterzwaag.
Op weg naar de jaarlijkse Shakespeare voorstellingen in Diever, omwille van bezoek aan vrienden en met regelmaat vanwege de “hotel-uitjes” met haar man in de noordelijke provincies van Nederland.
De Afsluitdijk is voor velen een saai en eentonig recht stuk asfalt, voor haar immer een “op de helft” van haar bestemming.
Welke kant ze ook op rijd, zo halverwege de dijk is eigenlijk steevast het middelpunt van haar reis.
Van haar hoeft die 130 km per uur niet, hoe langzamer ze rijdt hoe langer ze kan genieten van de spectaculaire wolkenluchten, de enorme hoeveelheden witte zwanen dobberend op het IJsselmeer en van de krachtig gebouwde, lawaaierige meeuwen in de buurt van de vissersboten.
Grazende schapen op de dijk en de eenzame fietser die krom gebogen over het stuur tegen de wind zichzelf een weg baant.....
Boudewijn de Groot heeft hoogstwaarschijnlijk niet aan de Afsluitdijk gedacht tijdens het schrijven van zijn song, maar zittend achter het stuur van haar auto neuriet ze, bij het zien van een, zich in het zweet trappende fietser, altijd dit lied.
Ooit heeft ze gedacht om de Afsluitdijk ook eens “te nemen” op de fiets, maar daar zal het wel niet meer van komen, voor haar gevoel trap je daar meestal tegen de wind in.
De namen Stevin en Lorentz zijn voor haar onlosmakelijk verbonden met de Afsluitdijk en ze kijkt niet op van de altijd aanwezige werkzaamheden als wegdek vernieuwing, dijk controle, onderhoud aan de bruggen of de sluizen en het gehobbel over proefstrepen.
Zomers geregeld de brug open, even uitstappen, want dat duurt wel een stief-kwartiertje en genieten van de colonne schepen, de ondergaande zon boven de Waddenzee en vanuit Fryslân, het zicht op Den Helder's marinebasis en offshore.
Elke keer als ze over de Afsluitdijk rijdt stopt ze bij het Monument en daar is ze niet de enige in, gezien het feit dat er jaarlijks meer dan 250.000 toeristen komen.
Een poosje turen over het IJsselmeer en de Waddenzee en bij mooi weer een “koppie koffie” op het terras van de veel te kleine, ouderwetse lunchroom, waar overigens negen van de tien keer het doorspoel systeem van het toilet niet werkt en een ieder zijn boodschap kan wegspoelen met een emmertje IJsselmeerwater.
Het Monument is de plek waar op 28 mei 1932 de dijk is gedicht, er staat een standbeeld van Cornelis Lely, de ontwerper van de Afsluitdijk en het beeld van een Steenzetter in een ergonomisch onverantwoorde positie wat altijd zorgde voor grote hilariteit en schunnige opmerkingen bij haar kinderen.
Het liefst zou ze ook stoppen bij het Kornwerderzand-strand, “the place to be” als je van kitesurfen houdt of daar graag, zoals zij, naar wil kijken, maar dat kan ze haar man niet aandoen, tenslotte ziet hij de Afsluitdijk als de kortste route
tussen A en B.
Vorig jaar is ze, nadat ze er jaren langs gereden is, gestopt bij het Kazemattenmuseum, samen met haar man en vrienden als start van een cultureel weekend.
Geen sinecure om vanaf de parkeerplaats over een brug en via diverse trappen bij de ingang van het museum te komen.
Bewondering had ze voor de oude heer met een halfzijdige verlamming, die aan de arm van waarschijnlijk zijn zoon en met stok de hoge glibberige metalen trappen op en af strompelde.
Vanuit haar professie keek ze regelmatig even achter zich, om te kunnen concluderen dat alles goed ging met “haar cliënt”.
Eenmaal binnen zou deze heer niet teleurgesteld worden, hoewel de aanslag op zijn lichaam nog niet ten einde zou zijn.
De kazematten, grotendeels verscholen onder het zand, zijn vrij te bezichtigen, waardoor ze een goed beeld kregen van het militaire leven, dit alles nog aangevuld met de levendige herinneringen uit de jaren “30 en “40 van een bejaarde vrijwilliger die hen ongevraagd rondleidde door de loopgraven en hen zo van bunker naar bunker dirigeerde.
Deze bejaarde vrijwilliger vertelde hen ook over de toekomstige vismigratierivier, een opening in de dijk waar trekvissen door heen kunnen zwemmen om vanuit de Waddenzee het IJsselmeer te bereiken en andersom.
Trekvissen hebben volgens deze man zoet- én zoutwater nodig voor hun levenscyclus wat door dijken en dammen niet of nauwelijks meer mogelijk zou zijn.
Wat zijn ook al weer trekvissen en hoe is het deze vissen dan de afgelopen 83 jaar vergaan?
Onlangs heeft ze op internet gelezen dat het gebied rondom het Monument en de lunchroom gemoderniseerd en uitgebreid wordt om het voor toeristen aantrekkelijker te maken, er geld wordt uitgetrokken voor het verbouwen van de sluizen om de verbinding tussen de Noordzee en het IJsselmeer te verbeteren zodat grotere schepen de binnenhavens van Kampen, Zwolle en Meppel kunnen bereiken, de dijken verzwaard worden en er geïnvesteerd wordt in duurzame energie.
Is de Afsluitdijk, na het lezen van dit verhaal, nu nog steeds een saai en eentonig 32 km. lang stuk asfalt?
Nee toch??