Eindelijk de foto's van onze Spanje vakantie uitgezocht...
Leuke serie geworden.... Iemand sprak van de week over de lente..... (in de ogen van de tandarts assistente) Moest ik toch meteen denken aan mijn verhaal over een "paraprosdokian". Taal, tandartsassistentes, de lente en zinnen die je op het verkeerde been zetten. Een lentefoto en lezen maar... “Proost”, riep de immer positieve vrouw en dronk haar glas half leeg. Ze is gek op woorden, ze houdt van taal. Het aan elkaar ritsen, het combineren, de synoniemen zoeken en ouderwetse, haast niet meer gebruikte termen subtiel in zinnen verwerken is wat ze leuk vindt. Ze houdt van korte verhaaltjes en de kracht van een paar woorden waar de essentie uit spreekt. Ze was gek op punten en uitroeptekens en gebruikte deze dan ook zeer frequent, totdat ze van een wildvreemde feedback kreeg op haar veelvuldig en volgens diegene nutteloos gebruik van deze leestekens. “Nooit, nooit, nooit meer dan drie punten achter elkaar en schreeuw niet zo tegen me met al die !!!!!” Ze heeft geluisterd, de overbodige leestekens die ze nu af en toe nog gebruikt noemt ze haar dichterlijke vrijheid. Op internet kwam ze het woord paraprosdokian tegen. Het was een nieuw woord voor haar, ze had geen flauw idee wat het betekende en moest zelfs stilletjes oefenen op de uitspraak. Het blijkt een zin te zijn waarvan het tweede deel onverwacht is en de lezer zo op het “verkeerde been” wordt gezet. Hierbij moest ze volgens het artikel denken aan: “Waar een wil is, wil ik zijn.” “Ik was altijd besluiteloos, nu twijfel ik of het zo is.” “Een zuiver geweten is een teken van een vertroebeld geheugen.” Een leuke uitdaging om dit soort zinnen zelf te maken bedacht ze zich, tot ze haar collega hoorde roepen ”het is altijd lente” en zij automatisch aanvulde : “in de ogen van de tandartsassistente.” Hoe onverwacht kan het zijn... Een paraprosdokian en tegelijkertijd een herinnering aan het refrein van een single uit de jaren’90 en haar ervaringen met de tandarts uit haar jeugd. Ze kan zich de assistente van die tandarts niet meer herinneren, mogelijk dat zij verbleekte bij de enorme gestalte van de tandarts zelf; met kolossale handen waarvan er steevast een bij elk bezoek in haar nek werd gelegd, om haar op die manier in die grote zwarte stoel te dwingen. De praktijk was zo enorm druk en de wachtkamer zo klein dat de patiënten een lange rij op de stoep vormde. Allen wachtend op een behandeling veelal zonder verdoving, met kippenvel op de armen en de onbedwingbare aandrang de kiezen op elkaar te bijten, veroorzaakt door het geluid van een ouderwetse boor, maar hierin beperkt werden door een klem in de bek en een tandarts die met kleine priemende oogjes vanachter een hoornen bril zijn patiënten constant dwong nog even vol te houden. Verslikkend in haar eigen speeksel, daar er toen nog geen afzuigslangetjes bestonden, werden bij haar twee hoektanden getrokken en met schijnbaar genoegen regelmatig de ijzertjes van haar beugel stevig aangedraaid. Bang voor een tandarts is ze niet, maar dat is niet dankzij deze man. “Proost”, riep de immer positieve vrouw en dronk haar glas half leeg, is trouwens een paraprosdokian van haar eigen hand. |
|