Het is een heerlijke dag, de zon schijnt, het is windstil en haar kleinzoon logeert bij haar.
Een grote stoere bink van net zeven jaar, blij met deze `extra-coronavakantie`, maar nog zo serieus dat, voordat er ook maar iets ondernomen wordt, hij eerst zijn digitale huiswerk wil doen.
En daarna gaan ze samen wandelend op pad, omdat bewegen in deze sportschoolloze tijd, voor beiden belangrijk is.
“Oma, ik heb energiesnoepjes in mijn jaszak die ik, voordat mijn zwemles begint altijd inneem. Wil jij er één hebben?” “Nee mop, ik heb net brood gegeten, ik heb genoeg energie.”
“Jammer hè dat je door corona nu niet naar zwemles en judo kan.” “Ja, en vroeger wou ik ook nog op breakdance, maar dat hoeft nu niet meer. Ik kan het al. Wil je dat straks thuis zien?” “Ha, grappenmaker, natuurlijk wil ik dat zien.”
“Ik heb nog wel de pepermuntjes in mijn tas zitten die jij me vorige week gaf, wil jij er daar misschien één van?” “Nee, geen trek oma. Weet je hoe ik daaraan kom? Die neem ik altijd mee als ik in een restaurant eet.” “Zo…, dat is slim van je.”
“Kijk, daar tussen het riet, een vogel die verstoppertje speelt.” ”Dat is een reiger mop.” “Oh ja, zo één die opa’s vijver altijd leeg eet.” “Ja, klopt, als ik hem op de garage zie zitten loeren naar de vijver ren ik altijd naar buiten en klap heel hard in mijn handen, dan vliegt hij meteen weg, maar een dag later zit ie er weer.”
“Wat liggen er veel bootjes langs de dijk, hè oma, het lijkt wel een haven. Zullen we net doen of we een boot gekocht hebben?” “Nou ja zeg..., wat een goed idee. Welke boot zullen we kiezen?” “Deze hier, die oranje met witte, met dat gezonken bootje ernaast. Die trekt opa er wel uit, dan hebben we er gewoon twee.” “Goed idee, dat lukt opa wel, met de trekhaak van de auto en een touw.”
“Mag ik even je telefoon? Dan kunnen we een selfie maken bij de bootjes, voor papa.”
“Ja, zo… Staan we er goed op? Wel lachen hoor. Nehhee, zo staat onze gezonken boot er niet op, nog een keer oma!” “Ja, zo is het goed, ik verstuur het straks wel naar papa.”
“Weet je dat ik twee camera´s heb? Eén bij mama en één bij papa…” “Dan ben jij een bofkont zeg. Jij vindt fotograferen ook heel leuk hè?” “Ja, net als jij. Weet je nog dat ik met die hele grote camera wel een miljoen foto’s van jou gemaakt heb?” “Natuurlijk weet ik dat nog, ik heb ze bewaard, ze staan nog allemaal op mijn laptop.”
“Ik heb tegen opa gezegd dat ik morgenochtend weer zelf die croissants wil maken.” “Oh lekker, ze waren ook zo goed gelukt.” ”Ja hè ik kan het heel goed zelf, weet je hoe?” “Nou…?” “Ik trek het papier van het blikje, draai het een beetje en snijd ze los. Opa, hoeft me alleen te helpen met de oven aan te zetten. Dan rol ik ze op en doe er met een kwast nog wat op zodat ze gaan glimmen. Klaar is Kees, oma.” “Jij bent onze meesterbakker.”
“Kijk, een oliebollenkraam. Zullen we wat oliebollen kopen?” “Jahhh, jippie!” “Wil je met- of zonder krenten?” ”Met…” “Nou, bestel ze maar bij die meneer, doe maar zes.”
“Oma, ik hou van jou.” “Ik hou ook zielsveel van jou, lieverd.”
En zo liep haar kleine man na een wandeling van ruim vijf kilometer met een zak vol lekkers, zingend naar huis.
“Oliebol, oliebol….yeah, yeah, yeahh,
Oliebol, oliebol…yeah, yeah, yeahhhhh……”
“Opa! We hebben oliebollen!”